Oorsprong van de kegelsport
Het kegelspel betekent in de meest primitieve vorm, het met een bal omgooien van een aantal kegels. Werd oorspronkelijk op plat gestampte klei een baan uitgezet en met stenen gegooid, nu zien we in moderne gebouwen een aantal banen liggen van hout en kunststof, die volkomen glad en geschaafd zijn, compleet met automatische opzetmachines voor de kegels en terugloop van de ballen
De OervormDe oervorm van het kegelen, het rollen met een steen, later met de kogel of bal, heeft vermoedelijk zijn oorsprong in Egypte. In een Egyptisch kindergraf, uit ongeveer 5000 voor Chr., vond men delen vaneen kegelspel lijkend op het huidige spel. Hieruit blijkt dat het kegelen een der oudste sporten is.
Men heeft in Europa, uit de archieven, kunnen opmaken dat in ieder geval midden in de 12e eeuw de kegelsport al gespeeld werd. Toen had dit spel kennelijk een ander doel. Het was geen sportieve krachtmeting of kunst maar veeleer een zakelijke wedijver. Het ging soms voor grote bedragen. Dit wordt in oude oorkonden aangetoond. Zo'n oorkonde is in een kroniek van de stad Rothenburg te vinden, van het jaar 1157. Hier wordt vermeld dat een jonge edelman de gelofte moet doen om zich tien jaar lang te onthouden van het kegelspel om geldbedragen! Zo niet, dan wordt hem zijn vermogen ontnomen en zal hij de stad moeten verlaten.Dit voorval geeft aan dat in die jaren het kegelen misbruikt werd ten bate van..... (vult u zelf maar in)
Ook andere oorkonden bevestigen zo'n gedrag. Stadsraden en gemeenteraden moesten toen steeds weer verboden uitvaardigen omdat het prijskegelen ontaarde. Ondanks dit werd de kegelsport toch voor het nageslacht behouden.
De Romeinse historie heeft slechts zeer sporadisch melding gemaakt van een dergelijk spel.
Het weinige dat wij er van weten is dat de Germanen een zware keil, een meer op een kegel of knots gelijkende steen, tijdens hun werpspelen voor dit doel gebruikten. Het aantal voorwerpen dat omgeworpen moest worden, (meestal negen, soms zeven of drie) had wel iets te maken met hun "Wodans- of Donarsfeesten". Het getal negen was een heilig getal. Wodan was de god van oorlog en van donder. Als het nu dondert hoort men nog wel eens de uitdrukking: "Zijn ze hierboven aan het kegelen"?
In veel ons omringende landen was het kegelspel bekend. In Frankrijk werd het kegelen in 1254 door Lodewijk IX verboden omdat het een gevaarlijk hazardspel was geworden.VolksfeestenOp volksfeesten hield de kegelsport eeuwenlang stand als volksvermaak. Niet slechts het gewone volk, maar ook de geestelijkheid, de hoven van ontelbare vorstenhuizen en vroede vaderen, waren door de kegelliefde aangetast. In kloosters werd het kegelspel met de volgende bedoeling gespeeld, nl.: de kegel stelde het kwade voor en dit moest, door hem om te werpen, uitgebannen worden.
De eerste bezitters van een eigen kegelspel waren de kerkgenootschappen. In de tijd van reformatieverordeningen van 1529 in Bazel ging het al over kegelen. Op zon- en feestdagen mocht tijdens de kerkdienst en niet voor één uur des middags gekegeld worden. De wijze waarop de kegelsport beoefend werd kon ook vaak geen instemming vinden bij burgerlijke- en kerkelijke besturen en autoriteiten. Het gaf vaak aanleiding tot onenigheid en ruzie. Het was in die tijd jammer genoeg soms een spel waarbij grote geldbedragen, soms een heel bezit van een speler, verkegeld werd. Meestal zijn het alleen maar de uitwassen die in de geschiedenisboeken vermeld staan, maar het onschuldige plezier dat menige burger in zijn vrije tijd in het kegelspel heeft gevonden, vond de schrijver echter niet.
In de 17e eeuw is het kegelen een echt volksvermaak. Ook in Engeland kende men toen de ninepin Alley kegelbaan (ook wel Skittle Alley genoemd) Het kegelen heeft zich door de volksverhuizingen verspreid over alle werelddelen. In Rusland heet het "Gorodka", in Italië is het "Boccia", in Schotland "Curling" en in Frankrijk is te benaming "Quiller". Overal werd op een kegelplaats naar kegels gegooid of men schoof een bal op een kegelbaan met een aanloop naar de kegelsNederlandse Schilders In de 17e eeuw zien we dat Nederlandse Schilders de kegelsport weergeven in hun schilderijen. Hieruit kunnen wij opmaken dat ook in Nederland de kegelsport tot een der oudste sporten gerekend mag worden. Enkele zeer bekende schilders laten het ons zien, o.a.: David Teniers (1582-1649), met het schilderij van vier boeren bij het kegelspel. Pieter de Hooch (1629-1683) schilderde in zijn Delftse tijd de hoge adel bij hun edel kegelspel Links een afbeelding geschilderd door Jan Steen (1626 -1679).
KegelsportOok in de hofkringen had men belangstelling voor het spel zodat in de tijd van onze koning Willem II op "Het Loo" een kegelbaan werd aangelegd. In die tijd beleefde men de overgang van het kegelspel naar de kegelsport. In de 18e eeuw beginnen de eerste clubs te ontstaan in sociëteitsverband. Deze clubs beoefenen, naast de ontspanning van het spel, ook een sociale doelstelling. Men organiseert van daaruit ondersteuning met een filantropische gedachte. Deze doelstellingen werden, door maatschappelijke verbeteringen, niet zo belangrijk meer en het kegelspel werd meer en meer een uitdaging voor onderlinge krachten en prestaties. Overal werden er dergelijke wedstrijden georganiseerd.Algemene Nederlandsche KegelbondOm meer eenheid in deze tak van sport te brengen, werd op voorstel van de heer H.Wijnands uit 's-Hertogenbosch op 30 maart 1890 de Algemene Nederlandsche Kegelbond opgericht. Bij de oprichting sloten zich aan de clubs uit: Alkmaar, Amsterdam, Breda, Enschede, 's-Gravenhage, 's-Hertogenbosch, Leerdam, Nijmegen, Rotterdam, Tiel en Vugt. In 1895 telde deze bond 50 clubs. Jammer genoeg heeft de Algemene Nederlandsche Kegelbond het jaar 1900 niet gehaald.Nederlandsche KegelbondMaar, men bleef kegelen en in 1909 besloten enige stedelijke en gewestelijke bonden weer te gaan samenwerken en te komen tot de oprichting van een landelijke bond. Zo kwam op initiatief van de Utrechtse Kegelbond op 20 juni 1909 de oprichting van de Nederlandsche Kegelbond Tot deze bond traden toe de volgende bonden: Zwolle, Noord Nederland, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage en Haarlem. Op 16 september 1911 werden de statuten van de Nederlandsche Kegelbond, Koninklijk goedgekeurd.Koninklijke Nederlandsche KegelbondInmiddels is de Koninklijk Nederlandsche Kegelbond, (KNKB) uitgegroeid tot de organisatie waarbij alle bonden in Nederland zijn aangesloten. Om de slagvaardigheid van het KNKB bestuur te garanderen zijn er districten gevormd. Hierin zijn ongeveer en naar evenredigheid, een 800 clubs met 10.000 leden opgenomen. Door een goede communicatie, dat efficiënt en effectief werkt bij de districten, is het mogelijk dat alle te spelen wedstrijden worden gespeeld onder de naam van de KNKB. Hiermede is te allen tijde het streven aanwezig om te bereiken wat de doelstelling is van de Koninklijke Nederlandsche Kegelbond, nl.:
De beoefening van de kegelsport te bevorderen als middel voor lichamelijke ontwikkeling, alsmede het houden van onderlinge, nationale en internationale wedstrijden.
Inmiddels neemt het ledental weer af doordat weinig jongeren zich tot de sport voelen aangetrokken. Ouderen haken af doordat de leeftijd gaat tellen, en daardoor de zware ballen niet meer kunnen hanteren.
De belangstelling voor de wedstrijdsport neemt ook af doordat men niet meer zo ver van huis wil gaan als men op leeftijd is.